40 jaar bij de RUG (deel 1: de studie)

Dit jaar (2021) was mijn 40-jarig dienstjubileum bij de Groninger Universiteit. Tijd om die 40 jaar eens door te nemen.

In dit deel begin ik met mijn wiskundestudie aan de RUG, de tijd die dus vooraf ging aan die 40 jaar.

Meer Opa vertelt
Meer Opa vertelt

Na het behalen van mijn VWO-diploma in de zomer van 1976 begin ik in september aan mijn wiskundestudie aan de RUG. Voorafgaand daaraan heb ik, op advies van onze wiskundeleraar Westerveld, met een aantal klasgenoten een voorlichting meegemaakt in Twente, maar ik vind het daar op de campus eigenlijk helemaal niet zo leuk: ik zie alleen maar nerds rondlopen, dus Twente zal het niet worden. Zonder naar een voorlichtingsbijeenkomst te zijn geweest kies ik voor Groningen.

In de zomer gaan we met de familie kijken waar ik zal gaan studeren en komend uit een relatief kleine stad hebben we niet door dat de afstand van Groningen CS naar paddepoel (door ons eerst als paddestoel aangeduid) toch wel een eindje lopen is. De terugweg nemen we dan toch maar de bus.

Het WSN gebouw (voor WIskunde, Sterrenkunde en Natuurkunde dus)

Ik kan me de kennismaking op de universiteit nog goed herinneren. In een grote zaal (tegenwoordig de Blauwe zaal in het Duisenberg gebouw, toen WSN gebouw zaal 20) worden de kleine honderd eerstejaars toegesproken en vooral gewaarschuwd: “kijk links en rechts van je, beide studenten zullen waarschijnlijk voortijdig afhaken”… Daarna gaat het in kleine groepjes door het gehele gebouw en zit uitgerekend mijn groepje een half uur vast in één van de liften.

De wiskundestudie bestaat in die tijd uit een propedeusejaar, daarna nog 2 jaar voor je kandidaats en dan nog 3 jaar voor je doctoraalexamen, waarna je je doctorandus mag noemen.Een aantal docenten uit die tijd:

  • Piet Scheelbeek (tevens de studieadviseur) en die prachtig handgeschreven dictaten gebruikt, maar ook laatkomers even flink in het zonnetje kan zetten (“Ach, kijk aan, U wilt ook graag meedoen, kom gerust binnen, hier vooraan is nog wel een plaats, we wachten even tot U plaatsgenomen heeft…”), dus laatkomen dat deed je liever niet;
  • Elgersma, die door voortdurend met de rug naar de klas te staan, complexe wiskundige formules op het bord tovert en vaak halverwege weer allerlei correcties aanbrengt in een eerder stuk.
  • Floris Takens, toen al uitsluitend te zien in slobbertrui en sandalen;
  • Henk Broer, ook toen al met zijn bulderende lach;
  • Jan Willems, die mij zeer enthousiast maakt voor de systeem- en regeltechniek en voor zijn tijd al zeer geavanceerd gebruik maakt van slides bij zijn colleges. Hij neemt de term flip-over wel erg letterlijk want via allerlei met plakband aan de hoofdslide bevestigde extra flapjes bouwt hij zo heel dynamisch een prachtig regelschema op door één voor één die flapjes over de anderen heen te vouwen. Jan geeft ook tentamens met vragen die je niet hoeft te beantwoorden, en extra punten oplevert als je het goede antwoord geeft, maar negatief meetelt als je een fout antwoord geeft. Dat enthousiasme heeft me wel richting mijn promotieonderzoek geduwd.
  • prof. Harry Whitfield, die in de doctoraalfase de eerste colleges op het gebied van informatie geeft en bij het eerste programmeercollege in les 2 als diep ingaat op recursie en het ontleden van expressies.

Een aantal medestudenten uit die tijd:

  • Frans Bruinsma, woonde (toen) in Leeuwarden en reist regelmatig met mij mee in mijn auto naar Groningen. Eén keer hadden we een tentamen en toen had ik de afspraak iets anders begrepen dan hij en was ik hem uiteindelijk vergeten op te halen…oeps!
  • Jan Schut en Jacob Engwerda, die ik ook na de studie nog regelmatig op congressen en zo tegenkom.

De wiskundestudie zelf is in die tijd erg breed en bevat ook natuurkunde vakken (mechanica, elektriciteitsleer), waarbij het gebruik van ringintegralen bijvoorbeeld niet wordt geschuwd. Uit de natuurkundelessen herinner ik me nog Hendrik de Waard, die de natuurkunde zeer aanschouwelijk maakt en bijvoorbeeld een tl-buis zonder kabels in zijn handen laat branden. Ook sterrenkunde komt voorbij: in een college van prof. van der Kruit toont hij via allerlei parameters en een bord vol getallen dat de kans dat er elders in het heelal leven is simpelweg 1 is. Voor één van de sterrenkundevakken moeten we ook een meting uitvoeren met een toen nog op het Zerniketerrein staande telescoop.

het LAN

Colleges zijn er niet alleen in het WSN gebouw, maar ook in het gebouw van het KVI (toen was er tussen WSN en KVI gebouw nog helemaal niets omdat men daar niet durfde te bouwen vanwege mogelijke gevaren van de deeljesversneller in het KVI-gebouw – daardoor is fietsen tussen WSN en KVI altijd koud en tegen de wind in). Ook in de binnenstad (het LAN aan de Westersingel, LAN = lab voor Algemene Natuurkunde, nu het Kasteel). Ik kan me het LAN nog herinneren als een doolhof met allerlei verborgen deuren en trappen. DE FMF (Fysisch Mathematische Faculteitsvereniging zat daar toendertijd ook maar was alleen bereikbaar via een verborgen trap achter één of andere deur).

In de doctoraalfase komen er ook informaticavakken voorbij, zoals de programmeervakken van Whitfield. Programmeren gaat in die tijd nog met ponskaarten, eerder schreef ik daarover al wat meer. Tijdens de doctoraalfase van de studie komen o.a. ook Eelco Dijkstra (vanaf 1979), Doaitse Swierstra (1974 tot 1983) en John van Meurs (1975 – 1985) de groep versterken en al wat informatie-onderwijs geven.

leerkrachten Ichthus college in Drachten in 1981

In de doctoraalfase haal ik ook mijn onderwijsbevoegdheid door specifiek vakken op dat gebied te volgen en een stage te lopen bij het Ichthus College (een (Christelijke) middelbare school) in Drachten. Elke dag beginnen de lessen met een gebed.
Daar leer ik dat leraar worden toch niets voor mij is, want ik vind de wiskunde die onderwezen moet worden simpelweg niet uitdagend genoeg.

De laatste twee jaar ben ik studentassistent. Niet bij een specifiek vak, maar in die tijd werd je nog assistent bij een hoogleraar en na het vertrek van mijn voorganger bij prof. Jan Willems word ik voor die positie gevraagd. Tot die tijd had ik iedereen met u en achternaam aangesproken en dan ineens je hoogleraar bij de voornaam noemen en tutoyeren is toch wel even een stap.

Uiteindelijk studeer ik in januari 1983 af in de systeem- en regeltheorie. Mijn scriptie heeft als titel “Ontwerp van een computer programma voor het oplossen van storingsontkoppelingsproblemen.” en is nog helemaal met een typemachine uitgetikt! Helaas kan Jan WIllems niet bij de diplomauitreiking aanwezig zijn en word ik toegesproken door Ruth Curtain. Het is nog even spannend maar ik blijk inderdaad cum laude afgestudeerd te zijn. Overigens werd je toen per afgestudeerde in de faculteitskamer naar binnen geroepen (tot die tijd wachten op de gang) en persoonlijk toegesproken, waarbij je familie en vrienden mee naar binnen mochten. Een deel van die vrienden liep na de plechtigheid naar buiten om bij de volgende afgestudeerde weer naar binnen te gaan om het volgende praatje aan te horen.

Rond die tijd word ik ook gevraagd of ik aan de nieuwe vakgroep informatica verbonden wil blijven en een promotieplaats zou willen innemen. Wel een bijzondere want de aanstelling is dan voor een periode van zes jaar en met als bijkomende eis ook de nieuwe informatica opleiding mee te willen opzetten. Uiteindelijk word ik, samen met Peter Hilbers en Ben Sijtsma, april 1983 aangesteld als wetenschappelijk assistent, om Eelco, Doaitse en John te helpen de opleiding informatica gestalte te geven.
Over die periode gaat deel 2.